zondag 16 november 2014

'Makkers staakt uw wild geraas'

,,En wat vind jij er eigenlijk van?'' Een van de woordvoerders van de Sinterklaasintocht in Amsterdam vraagt het me als ik haar tegenkom langs de route. Als journalist probeer ik natuurlijk zo neutraal mogelijk te schrijven over de voor- en tegenstanders van Zwarte Piet, vertel ik haar. Maar ik vind er als privépersoon natuurlijk heus wel wat van. 

Voor allebei de partijen is wel wat te zeggen. Het is natuurlijk niet zo dat 'omdat het nu eenmaal altijd al zo is' je iets niet moet veranderen. Maar het hoeft wat mij betreft ook weer niet van de één op andere dag. Ik vertel haar dat ik wel moeite heb met de toon waarop de discussie plaatsvindt. De heftigheid, de vele doodsbedreigingen.

Als ik de optocht aan me voorbij zie trekken, bedenk ik me dat de tegenstanders toch al heel wat hebben bereikt. Zo zijn er dit jaar in Amsterdam voor het eerst pieten met slechts wat roetvegen op het gezicht, zijn de kapsels aangepast (al zijn de dreadlocks en afro's wel een beetje dubieus) en dragen sommige pieten zelfs helemaal geen pruik. 


 Na een lange, regenachtige optocht, komt de Sint aan bij de Stadsschouwburg voor zijn eindtoespraak. Plots rolt er een langs de gevel een groot doek naar beneden met daarop de tekst 'Makkers staakt uw wild geraas'. Een kraakheldere boodschap van de Amsterdamse Sint. ,,En nu is het tot en met 5 december een kinderfeest'', besluit hij. De vaders en moeders op het Leidseplein klappen. 

Als ik even later in De Balie mijn verhaal tik, leest er naast me iemand mee op mijn laptop. Het blijkt een tegenstander van Zwarte Piet en hij heeft commentaar op mijn stuk. Ik realiseer me dat de discussie nog lang niet voorbij is. Maar ik hoop voor nu, met de goedheiligman, dat de rust voorlopig even weerkeert. Voor al die gelovige, niet-racistische kinderen in Nederland. 

woensdag 12 november 2014

'Ook de pers houdt het niet droog'

,,Wat heftig was het hè? Ja logisch dat je het niet droog hield. Dat is volstrekt normaal lieve schat. Dit blijft je je hele leven bij. Dit vergeet je nooit.'' 

Aan de telefoon heb ik een politiewoordvoerder. We zagen elkaar een dag eerder bij de nationale herdenking voor de slachtoffers van de MH17-vliegramp in de RAI. Hij begeleidde de massaal toegestroomde pers. 

Als journalist kom je vaak op plekken die voor anderen niet toegankelijk zijn. Je staat vooraan bij grote gebeurtenissen, van feestelijke tot verdrietige. Ik ben inmiddels heel wat gewend, maar sommige klussen staan voor altijd op mijn netvlies geprent. 

Samen met een handjevol verslaggevers mag ik de herdenking bijwonen. Terwijl het gros van de media buiten in een persvak voor de ingang staat en de bekende gasten registreert, lopen wij naar binnen. Langs de herdenkingswanden met de namen van de slachtoffers, waar we een bloem achterlaten, de sfeervol verlichte ronde zaal in. Een intieme setting voor de RAI. 

We nemen plaats helemaal achterin. De zaal is al behoorlijk vol. Honderden nabestaanden, meer dan 1600 in totaal. Ik realiseer me: al deze mensen hebben een dierbare verloren. En vaak niet één of twee maar soms wel vier of zelfs meer. Een zoon, een schoondochter, kleinkinderen, een vader en een moeder, een broer of een zus. Het verdriet komt ineens heel dichtbij. Ik heb een brok in mijn keel.

De dienst begint. Nabestaanden spreken dapper en hartverscheurend, de muziek bezorgt kippenvel. In het midden staan 298 kaarsen, symbool voor alle slachtoffers. Zakdoekjes deppen de almaar stromende tranen. Pal voor me houdt een moeder haar dochter dicht tegen zich aan. Mensen pakken elkaars hand, strelen over elkaars rug. 

En dan komen de namen. Opgelezen door 30 nabestaanden. Tien grote projectieschermen worden ermee gevuld. ,,Mijn lieve, lieve ouders'', ,,mijn kleine neefjes'', klinkt keer op keer. Er komt geen einde aan. ,,Wanneer stopt het?'' Ik denk het meerdere keren. 

Dan komen de foto's. Al die vrolijke foto's van die levenslustige mensen. Levensgroot geprojecteerd. Glennis Grace zingt. Ik haat Glennis Grace. Maar ik kan het niet meer tegenhouden. De tranen stromen over mijn wangen. Mijn journalistenschild valt af. Dit is te groot. 

Vandaag lees ik het terug in de Volkskrant. ,,Ook de mensen op de perstribune houden de ogen niet droog'', staat er. ,,Ja, dat was ik'', zeg ik tegen mijn collega's. En ik was niet de enige. Ik schaam me er niet voor. Na afloop herpak ik me snel. Een waardevol verhaal maken, is wat mij te doen staat. Dat ben ik aan de nabestaanden verplicht. 


vrijdag 24 oktober 2014

Op straat

Ruim een jaar geleden schreven we ons redelijk impulsief in voor een nieuwbouwproject. We werden gelijk ingeloot voor het huis van onze eerste voorkeur. ,,Oh jee, wat nu'', dachten we. En: ,,is dit het lot?'' 

Een huis met drie verdiepingen en een tuin. Met een schuurtje en een achterom. In Amsterdam. Noord welteverstaan. Het leek ons wel wat. Via vrienden wisten we dat het er fijn toeven is. Vlakbij de pont, vlakbij leuke creatieve uitspanningen. De rest van de, vrij troosteloze, omgeving negeerden we even.

De drempel om naar noord te gaan werd steeds lager. Zeiden we eerder nog dat we er niet dood gevonden wilden worden, nu begon het steeds meer richting ,,je kunt niet alles perfect hebben als je een betaalbaar familiehuis in Amsterdam wilt''. 

Maar toen gooide een allesbepalende factor roet in het eten. Ons huidige huis. Het was 2013 en de huizenmarkt zat nog op slot. Het bezoek van een aantal makelaars (,,schrik niet, hier zit wel 20 jaar ervaring aan tafel'') deed ons terugdeinzen. We zouden ons appartement (gekocht vlak voor de crisis) in de uitverkoop moeten doen, wilden we het kwijtraken. Iedereen raadde ons aan eerst te verkopen en dan pas te kopen. 

En zo geschiedde. Er ging wat tijd overheen, haast hadden we niet, voordat ons huis eind september op Funda preikte. Voor een aanzienlijk betere vraagprijs, want de Amsterdamse woningmarkt bleek weer redelijk uit het slop. Dat bleek eens temeer toen we na 3 weken ineens twee biedingen hadden. Bizar. Een paar dagen later was het weg. Oplevering over 2,5 maand, omdat de kopers nog gebruik wilden maken van de schenkingsregeling.

Tja, en dan sta je ineens vlak voor de kerstdagen op straat. Nog geen nieuw koophuis in aantocht, dus eerst huren. Een nieuwe fase in het nieuwbouwproject kan elk moment in de verkoop gaan. Maar wanneer precies, daar doen de makelaars nogal mysterieus over. En als het zover is, dan moeten we nog maar afwachten of we erbij zitten. De markt begint alweer hysterische vormen aan te nemen, met overbiedingen en al. 

Intussen is het kunst het hoofd koel te houden. Geen makkelijke opgave voor iemand die graag de touwtjes in handen heeft. Niet weten waar we over een week of zeven wonen, je zou er slapeloze nachten van krijgen. En toch ben ik nog vrij relaxed. Het komt vast goed. Toch? 







PS: Iemand nog een kartonnen doos over?







dinsdag 16 september 2014

Kamperen

Na een heerlijke kampeervakantie, is het ook weer fijn thuiskomen. Daar waar:

- je naar je eigen wc kunt

- je geen 'omgevingsgeluiden' van de buurman hoort

- altijd toiletpapier voorhanden is

- je niet steeds op het knopje van de douche hoeft te drukken

- je niet op een luchtbed dat ietwat scheef ligt en halverwege de vakantie toch net te zacht wordt, hoeft te slapen

- 's nachts geen vos uit je vuilniszak smikkelt (met een smeerboel tot gevolg)

- je je kind in bed kan laten teuten zonder je opgelaten te voelen dat de hele camping kan meegenieten 

- je een vaatwasser hebt in plaats van een teiltje met lauw afwaswater

- je het lichtknopje aandoet in plaats van een draagbaar lampje achter je aansleept op zoek naar een warme trui

- je eten en drinken lekker koel blijft in de koelkast in plaats van een toch net te warme koelbox

- je je lijf niet elke avond hoeft in te spuiten met stinkende antimuggenmelk 

- het water uit de kraan komt in plaats van uit een waterzak 

Toch is kamperen voor mij de ultieme manier van vakantie vieren. Juist even weg van alle luxe, die je vervolgens na drie weken weer enorm kunt waarderen. 

En ik weet zeker: over een jaar verlang ik weer hevig naar het spartaanse leven op de camping. Mét snurkende buurman en wc-rol onder de arm! 


zondag 14 september 2014

Als muren konden praten...

Je komt wel eens in van die hotels waarvan je denkt: 'als de muren konden praten...' Zoals die op de terugreis vanuit Zuid-Frankrijk, in de buurt van Nancy. Vooraf geboekt want vlakbij de Autoroute du soleil en niet duur (want alleen om te slapen). Uit de recensies valt weinig schrikbarends op te maken, behalve dat de kamers wat verouderd zijn. Een gemiddelde van een 7,4 lijkt ons prima voor een doorreishotel.

Na een lange dag in de auto rijden we de snelweg af en zoals de omschrijving belooft, zien we enkele minuten later de schreeuwende groen en oranje neonletters van het hotel. De buitenkant van het pand doet denken aan de Formule 1-keten, niet al te best. 

De ontvangst is vriendelijk en al gauw klimmen we de trap op naar de eerste etage waar onze kamer is. De eerste indruk is oké. Er staat al een babybed, er hangt een flatscreen-tv en er is een bad. Erg aanlokkelijk na een kampeervakantie! Oké, het is inderdaad gedateerd maar het oogt schoon. 
Naar mate de avond vordert, vallen echter de details op. Zo wiebelt het babybed wel erg gevaarlijk, lokt het bad ineens toch niet meer zo vanwege het viezige douchegordijntje, zitten er niet thuis te brengen vlekken op de muren, heeft de spiegel een waas, is het rondom het ventilatierooster grijs uitgeslagen, is de vloerbedekking vies en de leeftijd van de toiletborstel wil ik niet eens weten. 

Gauw gooi ik de sprei van het bed. Ik moet denken aan de rubriek in De Groeten van Max waarbij een inspecteur hotelkamers checkt op hygiëne. Ze komen er vaak niet al te best vanaf. De blik onder het bed en vinger langs de plinten durf ik hier niet aan. 

Gelukkig is het maar voor een nachtje, houd ik me voor. De lakens ogen fris wit en de douche is lekker warm. Het ontbijt skippen we uit voorzorg. Gauw slapen en morgen weer uitgerust door. Of dat gaat lukken, durf ik trouwens niet te zeggen. De muren kunnen namelijk toch een beetje praten. Het  hotel is, hoe verrassend, nogal gehorig... 

zaterdag 13 september 2014

La Croisette

Ze loopt op torenhoge zwarte hakken. Het (nep)haar heftig blond en haar gezicht strak van de botox en make-up. Ze kijkt verveeld voor zich uit. Direct achter haar d'r in een bloemetjesoverhemd gehulde man en twee dochters. De sjieke en peperdure boetieks waar ze voorbij lopen, krijgen vooralsnog weinig aandacht.


We zijn op de wereldberoemde boulevard La Croisette in Cannes. Het is bloedheet, de zweetdruppels gutsen van ons hoofd. We lopen langs tientallen winkels van (voor ons) onbetaalbare merken als Chanel, Miu Miu, Valentino, Louis Vuitton. Allemaal zitten ze er, voor de vaak meer dan welgestelde vakantiegangers in de Franse mondaine badplaats. 

Op de boulevard staan blauw geschilderde stoeltjes, waar de gewone sterveling op mag zitten om het schouwspel aan zich voorbij te laten gaan. Je zou er uren kunnen doorbrengen. De 'jan-met-de-pet-Fransman' zit er ook, maar speelt geconcentreerd een potje schaak. Het uiterlijk vertoon kan hem allemaal niet meer zo deren.

Een blik op de zee toont luxe privéjachten, die voor anker liggen. Sommige zijn zo groot dat je je amper kunt voorstellen dat het van slechts één rijke stinkerd is. Er is net zoveel plek als op de Koegelwieck naar Terschelling.

Voor de zoveelste keer deze vakantie aan de Côte d'Azur verwonder ik me over de enorme rijkdom die hier zichtbaar is. Wat zijn er toch veel miljonairs op de wereld als je dat zo bij elkaar ziet. Iets waar je normaal gesproken nooit zo bij stilstaat.

,,Ik ben toch wel blij dat ik niet zo ben'', zeg ik tegen mijn vriend als we langs de hooggehakte blonde vrouw met haar gezin lopen. ,,Het lijkt me zo vermoeiend me elke dag zo uit te dossen. En dan is het ook nog eens niet om aan te zien.''

Alhoewel, als iemand me uitnodigt voor een dagje op zo'n jacht en me een Valentino-outfit cadeau doet? Oké, vooruit dan. :-) 

donderdag 24 juli 2014

Spagaat

Het is vandaag een week geleden dat het vliegtuig van Malaysia Airlines crashte. Met dit soort rampen kun je je vaak jaren later nog herinneren waar je was en wat je deed op het moment dat je het slechte nieuws hoorde. Zo verging het mij op donderdag 17 juli 2014.

Het is iets na vijven en ik ben net thuis van een klus. Ik wil nog even aan mijn verhaal over een nieuwe expositie in het Stedelijk Museum beginnen, voordat ik mijn dochter van de opvang haal. Dan komt er een bericht binnen op mijn telefoon. Een persalarm van het ANP: 'Vliegtuig Malaysia Airlines onderweg van Amsterdam naar Kuala Lumpur neergestort bij grens Oekraïne en Rusland.'

Het duurt heel even voordat ie binnenkomt. Dit. Is. Heel. Erg. Ik denk meteen aan goede vrienden, die vorige week nog deze vlucht namen met hun 10 maanden oude zoontje. En vervolgens aan mezelf. Ik vloog ook twee keer eerder naar Kuala Lumpur. Ook met Malaysia Airlines. Via dezelfde route. 

Ik bel de redactie. Mijn collega: ,,We moeten splitsen. Wie van ons gaat er naar Schiphol en wie naar de Israëlmanifestatie op de Dam (die uit de hand kan lopen.).'' Ik slik. Normaal gesproken zit ik al in de auto. Ik heb alleen een probleem. Mijn dochter zit nog op de opvang. En mijn vriend is in het buitenland voor werk. Mijn lijf vult zich met adrenaline. ,,Ga jij maar naar Schiphol'', zeg ik. ,,Die demo doe ik wel.''

Ik probeer oppas te regelen. Maar dat blijkt te hoog gegrepen, zo last minute. Mijn journalistieke bloed raast door mijn lijf. Ik wil niets liever dan mijn collega's bijstaan, die zich nu de blaren op de vingers tikken. 

Al gauw kom ik tot de conclusie dat ik de komende twee uur niet inzetbaar ben. De moederplicht roept. Mijn lieve meisje moet worden opgehaald en haar maag gevuld. Ik regel een andere collega voor de manifestatie. Tegen de tijd dat hij op de Dam staat, ligt de kleine in bed en kan ik hem bijstaan vanuit huis. Intussen bereid ik het eten voor. Op mijn telefoon komt het ene afschuwelijke persalarm na het andere binnen. 

Op de fiets naar de opvang bel ik de collega die onderweg is naar Schiphol. Even stoom afblazen. ,,Is dat toestel echt neergeschoten?'', vraagt ze. Ik bevestig de berichten en ook dat alle passagiers zouden zijn overleden. We hangen snel op. Zij bereidt zich voor op wanhopige nabestaanden die naar de luchthaven komen. Ik loop de crèche binnen, waar mijn dochter heerlijk onbezorgd aan het spelen is en niemand nog van iets weet. 

De knop gaat om. We kletsen op weg naar huis. De ramp gaat even naar de achtergrond. Terwijl ik thuis de tv op het nieuws zet, kijkt dochterlief het Zandkasteel. We eten en we spelen nog even. Intussen app ik met mijn collega's. Als de kleine naar bed is, keer ik terug in mijn journalistenmodus. Hup, aan de slag. 

Vroeger week alles onmiddellijk voor werk. Dat kan niet meer. En dat is goed. Want er is niks belangrijker dan mijn kind. En toch is het soms lastig; de moederjournalistspagaat.

zaterdag 19 juli 2014

Wereldnieuws

Bij een ramp als afgelopen donderdag, schakel je meteen over in je journalistenmodus. Daar hoef je niks voor te doen. Dat gaat vanzelf. De adrenaline giert door je lijf. Gaan, gaan, gaan. Tijd om stil te staan bij de impact en de omvang van het drama heb je niet. En dat is maar goed ook.

Pas veel later daalt het nieuws in. Na een korte nacht word ik wakker en realiseer ik me hoe kwetsbaar we zijn. Dat het zomaar ineens afgelopen kan zijn.

Lang heb ik niet de tijd om daarbij stil te staan. Ik moet naar Schiphol. Buiten bij vertrekhal 3 is een plek ingericht waar mensen bloemen kunnen achterlaten. Er liggen nog maar een paar bosjes en wat losse rozen. Ik lees wat van de boodschappen die eraan hangen. De afzenders wensen de nabestaanden sterkte toe en spreken hun afschuw uit. Dan kom ik bij een grote bos rode rozen. De tekst op het kaartje bezorgt me kippenvel. Hij raakt je recht in het hart. 



Ik noteer de woorden op mijn kladblok. Twee buitenlandse journalisten vragen me of ik de tekst wil vertalen.

Het wemelt van de pers op de luchthaven. Vanuit heel Europa staan tientallen satellietwagens buiten geparkeerd. Verslaggevers doen in alle talen hun verhaal over de afschuwelijke vliegtuigcrash. Nederland is wereldnieuws.

In het VIP-centrum is een persconferentie van Malaysia Airlines. Journalisten, cameramensen en fotografen proppen zich in de ruimte. Er is veel te weinig plek. Het is warm, het ruikt naar zweet en mensen staan op mijn tenen. Niemand wil iets missen van de nieuwste update van de vicepresident Europa van de luchtvaartmaatschappij. Allemaal met hetzelfde doel en in dezelfde modus. De wereld informeren.


maandag 16 juni 2014

Als gekken

Met een gangetje van zo'n 40 kilometer per uur rijdt hij op z'n dooie gemakje in zijn autootje op de snelweg. Het verkeer kan nog net op tijd uitwijken en raast langs hem heen. Zomaar een situatie op de tolweg tussen Giarre en Catania, aan de oostkust van Sicilië. Waar de maximumsnelheid op 130 kilometer per uur ligt. Maar niemand lijkt zich daaraan te houden. Ze rijden of veel te hard, of veel te langzaam.

Al vaker heb ik me op vakantiebestemmingen afgevraagd hoe mensen er aan hun rijbewijs komen. In ruil voor een appel en een ei lijkt soms realistischer dan de om en nabij de 40 rijlessen die ik heb gehad (om vervolgens een uur voor mijn rijexamen nog te worden aangereden, maar dat drukte uiteindelijk de zenuwen wel waardoor ik in één keer slaagde...). 

Zo ook op Sicilië. Vooraf waarschuwen mensen me al: ,,ze rijden daar als gekken''. We ervaren het tijdens onze vakantie diverse malen. Vanuit kleine zijstraatjes doemen de auto's ineens ver de doorgaande weg op, je kunt vaak nog net een ruk naar links maken om ze niet te raken. Op je eigen weghelft blijven, behoort ook niet echt tot de gebruiksaanwijzing op de snelweg. En dan heb ik het nog niet over het vele getoeter en de manier van parkeren. Hoezo geen parkeerplaats beschikbaar? Dan zet je hem toch gewoon midden op de weg? 

Overigens valt dit rijgedrag in het niet bij wat ik heb meegemaakt in Azië. Daar verplaatst iedereen zich al toeterend door het verkeer, waarmee ze willen zeggen: ,,Aan de kant, ik kom eraan''. Rijstroken bestaan vrijwel niet. Oh ja, en ze rijden er vaak ook nog links. Ik vergeet nooit meer de rit op Java. In een busje met vier andere reizigers laten we ons van de Bromo Vulkaan naar Yogyakarta brengen. De rit duurt zo'n negen uur. De chauffeur is een jongeman met een Ferrari-shirt aan. Geen goed teken, zo blijkt later.  De reis is een hel. We zitten voorin naast de bestuurder, die rijdt alsof hij Schumacher himself is. Hij haalt in waar het niet kan, valt geregeld bijna in slaap, claxonneert naar de auto's voor hem terwijl het stoplicht op rood staat... Als het donker wordt, krijg ik bijna een zenuwinzinking. Hij blijft inhalen als een gek, houdt totaal geen rekening met tegenliggers die maar al te vaak slechts één voorlicht hebben waardoor het misschien wel op een scooter lijkt, maar het net zo goed een auto kan zijn. Het is een wonder dat we het er levend vanaf hebben gebracht.

Wat zijn we dan in Nederland keurig. Oké, je hebt bumperklevers, hardrijders en rechtsinhalers. Maar vergeleken met de rijstijl in vele andere landen, is het een walhalla op de weg. 

En de huurauto op Sicilië heeft het overleefd. Mede dankzij een portie stalen zenuwen en een boel geluk. Ik slaak toch even een zucht van opluchting als we hem in de chaotische parkeergarage op de luchthaven deukloos afleveren. 



donderdag 15 mei 2014

Staken


Het Muziekgebouw aan het IJ puilt uit. Tot ver buiten staan ze, de stakende mbo-docenten. Meer dan 4000 zijn het er volgens de organisatie. Vanuit het hele land. Ze dragen paarse en groene sjaaltjes met logo’s van de vakbonden. Het zonnetje schijnt. Prima demonstratieweer.

De boodschap is helder. Ze willen meer tijd om hun werk goed te doen. Minder werkdruk. En natuurlijk meer geld. De opkomst geeft aan dat het menens is. De woorden van de sprekers ook. Met z’n allen scanderen ze: actie!

Er is zelfs een heus stakingslied. Op de melodie van Corrie Konings’ Ik krijg een heel apart gevoel van binnen. Op het podium staat een zangeres met een blonde pruik. Even twijfelen twee actievoersters. ,,Is het d’r nou echt?’’ De zangeres leest de songtekst van een papier. Zelfs dat gaat nog niet helemaal foutloos.

Zoals het een echte demonstratie betaamt, klinkt er muziek. Om de boel lekker op te zwepen. De heupen van de stakers wiegen lekker heen en weer op liedjes van Jan Smit en de Zangeres Zonder Naam. Meezingen mag ook. En dan gaat de band even ‘terug naar de kindertijd’. ‘Klap eens in je handjes, blij, blij, blij’, klinkt het. Dat smaakt naar meer. De band zet in: ‘Hoofd, schouders, knie en teen’. Het lijkt wel een schoolreisje.

Ik tik mijn artikel op een bankje. Een dame spreekt me vermanend toe: ,,Je bent toch niet aan het werk?’’ Ik stamel: ,,Ehm, jawel, maar ik ben journalist’'. Dan is het goed.

Langzaamaan stroomt het Muziekgebouw leeg. De stakers maken er nog een gezellige dag van. Amsterdam vult zich met paarse en groene sjaaltjes. Je zou bijna vergeten dat er wordt gestaakt.  


Nummer 2


Het is tot op het laatst spannend zaterdagavond. Gaat Nederland er voor het eerst sinds 1975 weer eens met de Songfestivaleer vandoor of niet? De veelbesproken bebaarde Conchita uit Oostenrijk verslaat The Common Linnets uiteindelijk ruimschoots. En Ilse en Waylon eindigen op de tweede plek. 

Maar eenmaal op Schiphol de volgende dag is van dat verlies weinig te merken. Al ruim voordat het duo vanuit Kopenhagen op de luchthaven landt, staan enkele tientallen fans met Nederlandse vlaggetjes, bossen bloemen, spandoeken, welkom-thuisballonnen, oranje bloemenkransjes om de nek en Waylonhoeden te wachten in aankomsthal 4. Oostenrijk mag dan wel hebben gewonnen, voor veel aanwezigen zijn The Common Linnets de echte nummer 1. ,,Die Conchita heeft alleen maar gewonnen vanwege een statement. Als zij er niet was geweest, was Nederland eerste geworden'', is een veelgehoorde quote.  

De pers is ruimschoots vertegenwoordigd. Een mediacircusje kun je het gerust noemen. Hart van Nederland warmt de toeschouwers alvast op. ,,Even juichen voor de camera mensen!'' Ze gehoorzamen braaf. 

Een woordvoerder van de AvroTros staat bij de schuifdeuren klaar en heeft een lijntje met de zanger en zangeres. ,,Nog 2 minuten'', waarschuwt hij het journaille als hij zijn telefoongesprek beëindigt. De camera's gaan in de aanslag, de mobieltjes vast in de lucht. 


Als een nietsvermoedende reiziger als eerste door de deuren komt, beginnen de fans alvast te juichen. De dame kijkt verdwaasd in de lenzen van de camera's en weet niet hoe snel ze weg moet komen. Daarna volgt een uitgelaten stewardess. ,,Ze komen er NU aan'', roept ze. 

En daar zijn ze dan. Innig gearmd, met hun awards en een grote Nederlandse vlag in de hand poseren ze voor de pers. Ilse springt en juicht en de fans juichen mee. Ze houdt voortdurend twee vingers in de lucht; nummer 2. Ze stralen, maar doen ook wat vermoeid aan. Drie (Ilse) en twee (Waylon) uur hebben ze geslapen. 

Maar dat mag de pret niet drukken. Een half uur lang schudden ze handen met fans, maken ze selfies, nemen ze bloemen aan, staan ze de pers te woord. Ilse vertelt nog even tussen neus en lippen door dat ze bij de televoters op 1 stonden. 

Een man in een rood-wit-blauw-shirt belt met bekenden. ,,Je moet vanavond echt naar RTL Nieuws kijken hoor. En de NOS en SBS. We zijn overal te zien.'' 

Intussen klimmen Ilse en Waylon op een stoel en kijken ze over de menigte heen. Ze zwaaien met hun bloemen en dan zet Ilse in: ,,Olé, olé, olé, olé, we are the champions.'' 
De fans zingen ietwat voorzichtig mee. Want het voelt misschien wel als winnen, officieel staan ze gewoon op twee. 

maandag 28 april 2014

Jongetjes

Helden zijn het. Groots door hun talent, door het feit dat 
ze voor het vierde jaar op rij de landstitel hebben 
binnengesleept. Maar als de spelersbus aankomt op het ArenaPark, waar ze even later voor tienduizenden fans een huldigingsfeestje  te wachten staat, kan ik maar één ding denken.

Jongetjes zijn het nog. Zoals ze uit het dakraam 
van de bus hangen, biertjes in de hand waar ze mee 
spetteren richting de pers. Juichend en joelend, alsof 
ze terugkomen van schoolreisje. Ze verstoppen zich 
nog net niet onder de stoel. 
Zodra de bus stil staat, klimmen er een paar op het dak. Laat Frank de Boer het maar niet zien. Ik wil niet weten wat het kost als er eentje naar beneden valt. 

Tegelijkertijd denk ik aan die keer dat Ajax werd gehuldigd op het balkon van de Stadsschouwburg op het Leidseplein. Het was meteen de laatste keer overigens, want daarna liep het gierend uit de klauwen op het plein. Ik moest rennen voor mijn leven toen ik in een ME-charge belandde en in de verte het waterkanon met grote snelheid dichterbij zag komen. Maar dat terzijde. 
In de schouwburg lagen tientallen ballonnen. Nadat de spelers waren toegejuicht, kwamen ze naar binnen en stortten zich als een stel kleuters op deze ballonnen. Kapot moesten ze, een voor een stampten ze ze stuk. En een lol dat ze hadden! Toen dacht ik al, het zijn eigenlijk nog jongetjes. En nu, flink wat jaren later en een paar ploegen verder, is er nog niks veranderd.

Over jongetjes gesproken. Dat zijn ook de hooligans, die zich supporter noemen. Ze willen ergens bijhoren. Bij een vak, bij de harde kern. Ze vinden het stoer om de politie met stenen te bekogelen, vuurwerk te gooien op een voetbalveld of naar een onschuldige journalist (ondergetekende, die vervolgens urenlang doof is). 
Die liederen zingen met teksten als 'Kampioene, olé, olé'. Sommigen snuiven zich een slag in de rondte of drinken net zoveel alcohol tot ze erbij neervallen. Zoals die jongen zondag. Wat eerder op de middag nog een stoere supporter is, verandert een paar uur later in een lijkwit ventje. Dat door zijn hoeven zakt nog voordat hij de ArenA heeft bereikt. Twee sterke ME'ers houden hem overeind. Een van hen biedt de voetbalfan een stuk chocola en een flesje water aan. Het is een aandoenlijk gezicht. 

En dan blijkt in de door de wol geverfde politiewoordvoerder stiekem ook nog een jongetje te schuilen. Na de huldiging weet hij dé kampioensschaal in handen te krijgen. Uitgelaten houdt hij hem boven zijn hoofd, terwijl iemand een foto neemt. Hij is als een kind zo blij.   

woensdag 23 april 2014

Hufters


Ze is 87 jaar en broos. Ik ken niemand die zo broos is als zij. Ze woont nog steeds in dat grote huis. Hoewel dat eigenlijk niet meer kan, is het verpleeghuis haar worst nightmare. En dus blijft ze. Al valt het niet mee. elke ochtend en avond verzorgen medewerksters van de thuiszorg haar omdat ze dat zelf niet meer kan. Tot haar grote frustratie.

En dan gebeurt waar al jaren voor wordt gevreesd. ,,Ik moet jullie iets vertellen'', klinkt het ineens tijdens een familiesamenzijn. ,,Ik ben er gewoon ingetrapt.'' 
Dan vertelt ze. Op een ochtend zijn ze daar. In een sjieke bestelbus. De ene belt aan en zegt dat hij van het gasbedrijf is. Of hij even mag binnenkomen. Op dat moment komt zijn kompaan via de achterdeur het huis in. ,,Ik wist meteen dat het foute boel was'', vervolgt ze. 

De mannen willen dat ze een verzekering afsluit. Omdat er binnenkort werkzaamheden plaatsvinden in de buurt. En stel dat er iets misgaat, dan is ze goed verzekerd. Of ze even iets wil ondertekenen. Onzin natuurlijk. Ze zijn maar op één ding uit. 
Intussen neemt een van de twee boven poolshoogte. De ander blijft ,,zoet'' op een stoel zitten in de kamer. Eenmaal terug van de 'verkenningstocht' vragen de mannen of ze geld of juwelen in huis heeft. Ze zegt van niet. En ze benadrukt ook dat ze goed verzekerd is. Dat ze niks gaat ondertekenen. Ze overweegt even de alarmknop in te drukken. Maar dat geeft alleen maar een boel lawaai. Dan gaan de twee weg. Zonder buit. 

Oma vindt dat ze dapper heeft gehandeld. Ze is niet bang. Een geluk. 
De achterdeur blijft voortaan op slot. Net als de voordeur. Laat ze niet het lef hebben terug te komen. Hoe durven ze. De hufters.


maandag 14 april 2014

Krenten uit de pap


Sommige nieuwsdagen vergeet je niet zo snel. Zoals de dag waarop Mohammed B. Theo van Gogh doodstak of toen Willem-Alexander koning werd. Als journalist sta ik er vaak met mijn neus bovenop, wat het extra bijzonder maakt. De welbekende krenten uit de pap.

De aankomst van de Amerikaanse president in ons land vorige maand is er weer zo één. Voor dag en dauw moet ik al uit de veren, de wekker gaat om 4 uur. Maar hé, hoe vaak krijg je nu de kans om Barack Obama van dichtbij te zien? Althans, hoogstwaarschijnlijk, mogelijk en vermoedelijk. Want niemand wil nog officieel bevestigen dat Mister President daadwerkelijk die ochtend op Schiphol landt. En dan is het nog maar de vraag wat wij ervan zien.

Als we drie uur later in de speciaal gehuurde touringcar zitten, die normaliter de spelers van ADO vervoert, zien we in de verte acht helikopters aankomen. Mijn buurman, fotograaf voor een vliegtuigmagazine, ziet door zijn telelens dat het Amerikaanse heli’s zijn. Hij overlaadt me meteen met alle kennis die hij in huis heeft in de meest technische bewoordingen. 
Als ie indruk wil maken, is hij daar niet in geslaagd. Hij heeft er overigens weinig vertrouwen in dat we Obama gaan zien en belt zelfs al aan z’n collega door dat het waarschijnlijk alleen een toertje over de Polderbaan wordt. Hier staan de overige regeringstoestellen geparkeerd. Bijna geloof ik hem. Al kan ik me bijna niet voorstellen dat ik alleen daarvoor zo vroeg mijn bed uit ben gekomen.

Kort daarna klinkt het verlossende woord. De Schipholwoordvoerster heeft de microfoon gepakt en vertelt ons dat we naar het platform gaan waar Obama straks met zijn Air Force One aankomt. Mijn buurman slaakt een zucht van verlichting. In de bus heerst opwinding, want wie maakt straks de beste beelden?

Op het streng beveiligde vrachtplatform, pal langs de Kaagbaan, staan de helikopters al klaar. Daaromheen hebben zich beveiligers opgesteld van Obama’s eigen Secret Service. Mannen zoals je ze van tv kent: in donkere pakken en met zonnebrillen op. Pal naast twee identieke helikopters - pas op het laatste moment wordt duidelijk in welke de president straks stapt -  is een persvak ingericht. We krijgen een ‘White House Press Pool’-pas voordat we erin gaan. Een bewaarexemplaar.

Terwijl Schipholwoordvoersters M&M’s en Marsen uitdelen, praat een woordvoerder van de marechaussee mij bij over het protocol. Zo vindt straks de officiële welkomstgroet onderaan de vliegtuigtrap plaats zonder de gebruikelijke sabel. Dit op verzoek van de Amerikanen, want stel je toch eens voor dat een van die mannen Obama met het wapen te lijf gaat. Niets wordt aan het toeval overgelaten.

En dan ineens, iets voor negenen, is hij daar: de Air Force One. Van verre spotten de fotografen hem al door hun grote lenzen. Hij landt op de Aalsmeerbaan, even verderop. Niet veel later taxiet de enorme Boeing het platform op en parkeert voor onze neus. Een indrukwekkend gezicht. De meegereisde delegatie verlaat het toestel via een kleine trap aan de achterkant en aan de voorkant wordt een groter exemplaar geplaatst.
Daar is hij dan: Barack Obama. Hij zwaait en dendert vervolgens met een sneltreinvaart de trap af. Je ziet, hij doet dit vaker. Onderaan de trap schudt hij uitgebreid de handen van minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) en de Amerikaanse ambassadeur. 
Ik bel snel door naar de redactie dat de president is aangekomen.

Dan wendt hij zich naar ons en zwaait nogmaals uitbundig naar de camera’s. Voor ik het doorheb, zwaai ik terug. Dat gaat vanzelf. Vervolgens beent Obama naar de helikopters en binnen een minuut nadat hij instapt, vliegen ze weg. Op naar Amsterdam.

Beter dan dit wordt het niet vandaag. Hoewel ik geen enorme Obamafan ben, is het toch bijzonder zo’n circus van zo dichtbij mee te maken. Deze klus kan in het rijtje van een van de leukste uit mijn carrière. Dat er nog maar veel van dit soort krenten mogen volgen!